woensdag 30 september 2009

Analyse debat week 3 n.a.v. Ground Rule 6

Het tweede debat dat door een groep was voorbereid ging over nieuwe media en het auteursrecht. Ik zal dit debat analyseren naar aanleiding van grondregel 6. Grondregel 6 luidt als volgt: “De voorzitter dient de voortgang van de discussie te bevorderen door in te grijpen wanneer de discussie vastloopt en de deelnemers aan het debat hun standpunten blijven herhalen. Dit kan de voorzitter doen door kort het meningsverschil uiteen te zetten en een voorstel te doen voor verdere discussie.”

De stelling van het debat luidde als volgt: “Het downloaden van alle ongeautoriseerde content moet verboden worden.”. Een van de deelnemers begon meteen na het voorlezen van deze stelling over mash-ups. Dit had volgens mij weinig met de stelling te maken, maar de voorzitter heeft hier niet op ingegrepen. Verder vond ik dat de voorzitter het erg goed heeft gedaan. Hij had zelf een bel meegenomen zodat hij niet met zijn stem hoefde te onderbreken. Ik vond dit een erg goed en creatief initiatief. Overigens was het wel jammer dat er door de bel verwarring kwam bij het spreken. De deelnemers moesten vragen hoe lang ze nog de tijd hadden.

Nadat de beide partijen een beurt hadden gehad, gaf de voorzitter een samenvatting van de voortgang. Dit vond ik erg goed en gaf voor de luisteraar nog een duidelijk overzicht over de inhoud van de argumenten. De samenvatting duurde echter wel iets te lang, wat het wel iets saaier maakte om naar te luisteren. De tweede keer dat hij een samenvatting wilde geven moest een deelnemer zeggen dat hij het kort moest houden, dat stond niet erg professioneel.

Ik vond dat de voorzitter goed zijn best heeft gedaan op de voortgang van de discussie. Je kon goed zien dat hij zich goed had voorbereid en dat hij het debat serieus nam. Het was verder niet nodig voor hem om in te grijpen op de voortgang van het debat omdat dit over het algemeen zeer goed verliep. Ik vond alleen zijn spreektempo net iets te hoog. Daardoor werd het lastig om hem te volgen bij bijvoorbeeld de samenvatting. Maar over het algemeen vond ik dat de voorzitter het goed heeft gedaan.

woensdag 23 september 2009

Analyse gastcollege Tim Kuik

Afgelopen maandag kwam de directeur van de stichting BREIN, Tim Kuik, ons een college geven over het auteursrecht. Hij legde ons uit dat de stichting BREIN probeert ongeautoriseerd gebruik van intellectuele eigendommen tegen te gaan. Hiervoor wordt ook wel de term ‘piraterij’. De stichting BREIN is een non-profit organisatie, die door artiesten is opgericht om hun content te beschermen.

De heer Kuik gaf ons een goed overzicht van de verschillende problemen en de oplossingen hierbij. Hij was zich ook erg bewust van de wens van de uiteindelijke consument en probeerde daarmee rekening te houden met het bedenken van de oplossingen.

Als eerste behandelde hij de aanbodzijde van het ongeautoriseerde gebruik. Hieronder vielen internet service providers en internetsites die de content aanbieden. Ter illustratie vertelde hij over de net gewonnen rechtszaak tegen de website Mininova. Mininova is een aanbieder van content zonder hier toestemming voor te hebben gekregen van de rechtmatige eigenaar. BREIN heeft na veel overleg met de houders van de website besloten ze toch voor het gerecht te slepen. Ze hebben dit gewonnen en Mininova heeft nu 3 maanden de tijd om alle content te controleren en de ongeautoriseerde eraf te halen. Ik vind het goed dat een stichting zoals BREIN zaken zoals deze aanpakt. Men is zich namelijk wel bewust over de illegale praktijken die ze uitvoeren. Dit hoort dan ook bestraft te worden.

Vervolgens behandelde hij de vraagzijde van ongeautoriseerd gebruik. Ik, als consument, voelde me hier wel erg door aangesproken. Meneer Kuik vertelde dat er verschillende mogelijkheden zijn om de consumenten te laten stoppen met het illegaal verkrijgen van content. Hij liet hierbij veel begrip zien voor de consument. De voorbeelden uit Frankrijk en de Verenigde Staten, waarbij de consumenten een flinke geldboete kregen of in het gevang belandden, keurde hij dan ook af. In tegenstelling daarop kwam hij met een andere oplossing, die mij veel beschaafder en praktischer in de oren klonk. Hij wilde de consument voor gaan lichten via de internet service providers, als de consument hierna nog illegaal aan content komt, krijgen ze een waarschuwing. Na een aantal waarschuwingen wordt een deel van het internet afgesloten, waardoor ze niet meer kunnen downloaden. Ik vind dit een erg goede oplossing, men heeft hierdoor nog steeds toegang tot informatie, en kan gewoon doorleven zonder blut te zijn of in de gevangenis te komen. Wanneer je het illegaal verkrijgen van content wil aanpakken kun je immers niet de halve bevolking de gevangenis insturen.

De positie van BREIN in het actuele debat over het illegaal verkrijgen van content en het daarmee overschrijden van de auteursrechten is duidelijk. Zij vinden dat niemand gebruik mag maken van content dat wordt aangeboden op internet zonder dat daar door de rechthebbende toestemming voor is gegeven. Als tegenargumenten krijgt BREIN onder andere dat het downloaden van content niet illegaal is, zolang je het maar niet uploadt. Dit klopt, maar er zitten meerdere kanten aan. Meneer Kuik gaf in het college ook aan dat alleen de persoon die de content voor het eerst op het internet zet aangeklaagd kan worden. Dit is namelijk wel verboden in de wet. Echter geef ik de heer Kuik ook gelijk als hij aangeeft dat het legaal downloaden van content illegaal is wanneer de rechthebbende hier geen toestemming voor heeft gegeven, dit is namelijk in tegenstrijd met het auteursrecht, en dus wel illegaal.

Kembred McLeod is het deels met Tim Kuik eens. Content dat gebruikt wordt zonder toestemming hoort bestraft te worden. Maar hij geeft wel aan dat hierbij beperkingen zijn. Als voorbeeld geeft hij het Grey Album van de artiest Danger Mouse. Hij geeft hierbij de term Freedom of Expression ®. Hij geeft daarmee aan dat het wel goed is als je het intellectuele eigendom van anderen gebruikt om daarmee een eigen nieuw intellectueel eigendom te maken. Hierin herken je het oorspronkelijke werk niet, nauwelijks, of zeer vervormd terug. Hij geeft aan dat het dan slechts een klein onderdeel is van een nieuw groter geheel en dat het daarom niet zomaar kopiĆ«ren van de oorspronkelijke content is. Ik ben van mening dat het auteursrecht hier nog steeds van toepassing is en dat er in deze gevallen nog steeds toestemming moet worden gevraagd aan de rechthebbende. De rechthebbende heeft er veel werk in gestoken en heeft iets unieks neergezet. Een ander kan dit niet zomaar pakken voor zijn eigen winstbejag. Zelfs niet als het bijna niet meer terug te horen is.

Ik ben van mening dat de stichting BREIN goed werk verricht. Het auteursrecht moet beschermd worden om de oorspronkelijke content in zijn waarde te laten. Bovendien is het verspreiden van de content zonder toestemming van de rechthebbende tegen de wet en moet daarom beperkt worden. Ik vind het een hele interessante discussie en ik ben erg benieuwd welke maatregelen BREIN verder nog gaat nemen in de toekomst om het illegaal verspreiden tegen te gaan.

Bronnen:

Engelfried, Arnoud. “Tim Kuik heeft zelf een gaatje in zijn hoofd” Marketing Facts- 23-09-2009 http://www.marketingfacts.nl/berichten/20090116_tim_kuik_heeft_zelf_een_gaatje_in_zijn_hoofd/

McLeod, Kembred. “Confessions of an Intellectual (Property): Danger Mouse, Mickey Mouse, Sonny Bono, and My Long and Winding Path as a Copyright Activist-Academic” Popular Music and Society 28.1 (2005): 79–93

Evaluatie debat week 2

Het eerste debat dat in het werkcollege gevoerd werd ging over het gebruik van games in het onderwijs. De voorzitter introduceerde de voor –en tegenstanders en las daarna de stelling voor. De stelling voor dit debat luidde: “Serious games hebben een achterstand op entertainment games en zijn daarom ongeschikt voor het onderwijs.

Over het algemeen werden de grondregels voor het debat goed opgevolgd. Iedereen kreeg evenveel tijd om zijn stelling te verdedigen en er werd erg goed naar elkaar geluisterd. Op een zeker moment werden de tegenstanders even onderbroken, maar de voorzitter wist hier goed op in te grijpen. Ook dwaalden de deelnemers niet af van de stelling en praatten ze rustig en duidelijk zodat iedereen ze goed kon volgen. Bronvermeldingen werden ook altijd gedaan, en wanneer dit niet gebeurde vroeg de voorzitter hierom, waarna de bron alsnog vermeld werd.

Ik vond dat de deelnemers het allen uitstekend hebben gedaan. Ze leken heel erg gemotiveerd en gingen erg op in het debat. Voordat ze begonnen met praten vatten ze de argumenten van hun tegenstander nog even samen voordat ze aan de ontkrachting begonnen. Dit vond ik als luisteraar erg prettig, omdat je zo beter betrokken bent bij het debat. Ze maakten ook aantekeningen van de argumenten van de tegenpartij, hierdoor lieten ze zien dat ze goed luisterden en opletten. Verder maakten beide partijen veel gebruik van voorbeelden en onderzoeken. De tegenstanders gebruikten veel feiten uit onderzoeken, terwijl de voorstanders minder feitelijke argumenten gebruikte en zich meer richtten op persoonlijke argumenten. Ik vond echter wel dat binnen de partijen de spreektijd niet gelijk was verdeeld. Bij beide partijen was een persoon veel meer aan het woord, dit vond ik wel jammer, omdat ik wel benieuwd was naar de uitspraken van de andere persoon.

Ik vond het prettiger om naar de voorstanders te luisteren. Ze hadden een erg grote overtuigingskracht. De argumenten die ze gaven vond ik niet altijd even sterk, maar doordat ze met grote toewijding en overtuiging werden gebracht zei mijn instinct dat ik de voorstanders gelijk moest geven. Als ik echter naar de inhoud van de argumenten kijk, moet ik tot de conclusie komen dat de tegenstanders hebben gewonnen. De hoeveelheid feiten won overduidelijk van de persoonlijke ervaringen.

Ik ben van mening dat de voorzitter zich meer betrokken had moeten opstellen in het debat. Zijn lichaamshouding was erg nonchalant. Hij zat onderuitgezakt op zijn stoel en het leek voor mij alsof hij af en toe maar een vraag schreeuwde om te laten zien dat hij er toch nog wel was. Ook deed hij aan een van de deelnemers de belofte dat hij na het betoog van zijn tegenstander een opmerking mocht maken. Na het betoog was de voorzitter echter wel vergeten de deelnemer de beurt te geven, waardoor de deelnemer zelf moest zeggen dat hij nog een opmerking mocht maken. Ik vond dit slordig en wijzen op de desinteresse van de voorzitter. Verder maakte hij ook een partijdige opmerking, waardoor het betoog van een van de tegenstanders al beĆÆnvloed werd voor de luisteraar. Ik vond dit erg vervelend en onsportief van de voorzitter. Gelukkig had dit geen invloed op de voortgang van het verdere betoog waardoor de schade beperkt bleef.

Al met al vond ik het heel interessant om het debat te volgen. De verschillende argumentatie manieren waren leuk om te bekijken en ik heb hiervan geleerd hoe belangrijk het is om met volle overtuiging te redeneren en om je betrokken op te stellen in het debat.

woensdag 16 september 2009

Datingsites, een goed of slecht fenomeen?

In het nieuwsbericht ‘helft vrouwen digitaal verliefd’ (gepubliceerd 09-09-09) blijkt dat 55% van 1825 ondervraagde vrouwen wel een verliefd is geweest op iemand die ze alleen kennen via e-mailverkeer, msn of sms. 80% van deze vrouwen hebben de persoon in kwestie ook ontmoet en 70% zei hier zeer tevreden mee te zijn. 61% van de vrouwen heeft een langdurige relatie overgehouden aan deze ontmoeting.
Dit onderzoek is uitgevoerd door de telegraaf in samenwerking met de datingsite Relatieplanet. Op de website van de telegraaf kon gereageerd worden op dit artikel. De reacties hierop zijn zeer verschillend. Sommige personen geven aan dat datingsites onzin zijn, terwijl anderen aangeven dat ze het prettig vinden. Hieronder een voorbeeld van zo’n reactie.

Het internet is de grootste uitvinding die er is, de wereld staat open. Vind het geweldig om te flirten op internet, je komt veel meer mensen tegen dan in een kroeg. Je ziet hun interesses en je kunt gelijk contact zoeken, dat is het mooie ervan. Super!!! Super!!! Super!!!

Marylaine, Oegsgeest | 14:09 | 09.09.09

Uit dit soort reacties blijkt maar weer hoe de komst van het internet en daarmee ook datingsites zoals Relatieplanet de sociale omgangsvormen verandert hebben. Het internet biedt een kans aan mensen die moeite hebben met het ontmoeten van een geschikte partner. Bovendien is het op deze manier gemakkelijker om iemand te ontmoeten. In profielruimtes kan men al aangeven wat voor partner er gezocht wordt. De persoon die het profiel bekijkt kan zelf beslissen of hij of zij geschikt is voor deze persoon en kan zelf bepalen of hij een toenaderingspoging wil doen. Hierdoor hoeft niemand meer naar openbare gelegenheden te gaan en eerst een kennismakingsgesprek te doen. Het bespaart dus een hoop tijd.
Er is daarentegen ook veel aan te merken op online ontmoetingsplaatsen zoals Relatieplanet. Doordat men elkaar via het internet leren kennen en elkaar dus nooit persoonlijk hebben ontmoet, weet men niet of de waarheid wordt gesproken. Verder is het zeer onpersoonlijk, doordat je een profiel met foto hebt. Het lijkt hierdoor voor sommige vrouwen meer op een keuring van het uiterlijk, niet van het innerlijk.
Het is dus maar de vraag of de komst van datingsites goed of fout is. Aan de ene kant vinden veel vrouwen een geschikte partner, maar aan de andere kant voelen veel vrouwen zich bedrogen en bekeken. De verandering van de sociale omgangsvormen brengen dus zowel goede als kwade dingen met zich mee.

Bronnen:

http://www.nu.nl/internet/2078616/helft-vrouwen-digitaal-verliefd-.html

http://www.telegraaf.nl/vrouw/psyche_relatie/4785685/__Vrouwen_dol_op_digitaal_flirten__.html

Analyse Gastcollege week 2 mevr. Filius

Maandag 14 september kregen wij het genoegen om een gastcollege te krijgen van Mevrouw Filius. Zij kwam ons het een en ander vertellen over het gebruik van serious games voor educatieve doeleinden. Ze had zelf een overduidelijke mening over dit onderwerp. Ze vindt het belangrijk dat games meer gebruikt gaan worden in het onderwijs. Ik zal in deze analyse aangeven waarom ik het niet met haar eens ben.
Ten eerste legde mevrouw Filius uit wat het verschil is tussen een gewone computergame, die alleen dient ter amusement, en een serious game. Een serious game had voornamelijk als doel om te trainen en educatie te bieden. Dit was volgens haar vergelijkbaar met het verschil tussen een romannetje en een leerboek. Ze gaf hierbij ook een voorbeeld van een serious game.
Ik ben het echter niet met haar eens dat het bovengenoemde verschil tussen de games vergelijkbaar met het verschil tussen boeken. Er is namelijk geen verschil in acties tussen de games. Alleen het achterliggende verhaal is anders, de acties die je moet ondernemen om de game te spelen blijven hetzelfde. Voor mij is het pas een goede vergelijking als educatieve boeken in romanschrijfstijl worden geschreven. Games hebben tenslotte een groot amusementswaarde, ook als je er iets van moet leren, want dit moet spelenderwijze gebeuren. Ik vraag mij dan ten zeerste af of het leerdoel niet uit het oog verloren wordt. De leerling kan het educatieve praatje vooraf uit het oog verliezen als hij alleen voor ogen heeft dat hij het spel wil spelen. Ik ben dan ook van mening dat serieuze problemen op een serieuze manier overgebracht horen te worden, niet op spelende wijze.
Vervolgens benadrukt mevrouw Filius vooral het samenwerkingsaspect. Ze beweert dat de studenten door educatieve games goed leren samenwerken en dat de studenten door de games leiderschapskwaliteiten ontwikkelen. Ze geeft hierbij een voorbeeld van ´World of Warcraft´. Ze benadrukt dat de spelers van World of Warcraft ook leiderschapskwaliteiten ontwikkelen en goed leren samenwerken. Ik vind dat mevrouw Filius zichzelf hier tegenspreekt. Ik zie namelijk niet de meerwaarde van educatieve games, als er al amusementsgames bestaan die precies hetzelfde bereiken (bijvoorbeeld World of warcraft).
Mevrouw Filius sprak ook over een goede voorbereiding op het bedrijfsleven door educatieve games. In haar artikel ‘Doet u mij maar een educatief managementgame’ (2009) zei ze hierover het volgende: “Het gaat daarbij dus niet zozeer om computer games of role playing games, maar om een combinatie van beiden, waarbij studenten leren door samen te werken en door complexe beslissingen te nemen. Ze leren zich voor te bereiden op hun werk als professional, waarbij ze kritisch moeten kunnen denken en analyseren en hun individuele competenties leren in te zetten voor een groepsdoel.”
Ik ben van mening dat games niet de geschikte manier zijn om dit te bereiken. Er zijn niet voor niets zoveel studies die stages gebruiken om de student te leren omgaan met het bedrijfsleven. Bovendien vinden de gebeurtenissen en beslissingen in de computergames plaats in een virtuele wereld. Een wereld die niet vergelijkbaar is met een wereld waar wij in leven. Een student kan zich op de computer misschien prima weten te redden met zijn beslissingen, maar kan heel anders reageren als hij of zij te maken krijgt met fysieke personen. Ik ben dus van mening dat voorbereiding op het bedrijfsleven dan ook echt in het bedrijfsleven moet gebeuren, niet in een virtueel bedrijfsleven.
Gaming is over het algemeen een goede vrijetijdsbesteding. Veel studenten wisselen hun huiswerk af met games ter ontspanning. Ik vraag mij af of je deze ontspanning wel mag veranderen in een leermanier. Leren blijft vooral onder jongeren iets vervelends. Ik vraag me af of het geven van educatie in gamemanier het leren beter maakt. Ik denk zelf van niet, aangezien je het leren via een game alsnog verplicht moet maken. Iets dat verplicht moet gebeuren is voor jongeren nooit leuk. Bovendien verandert hun hobby hierbij in een verplichting, waardoor ze een nieuwe hobby moeten zoeken. Ik denk dus dat games gewoon ter vermaak moeten blijven en niet of erg zelden voor het onderwijs gebruikt moet worden.
Ik vond de lezing van mevrouw Filius erg interessant. Dit vooral omdat ik hierdoor tot de ontdekking kwam dat ik het in veel situaties niet goed vindt om games in te zetten in het onderwijs. Ik denk dat serious games weinig toevoeging hebben tot het al bestaande scala van normale games. Leren zal altijd iets vervelends blijven dat moet gebeuren en om het in een gamevorm te presenteren zal het ook niet leuker of makkelijker maken. Het leren kan ook beter gebeuren in de directe omgeving dan in een omgeving die gesimuleerd is, omdat de ervaring hierdoor juister en werkelijker is dan in de gesimuleerde wereld.